Berichten

Nieuwsbrief Prinsjesdag 2025

Prinsjesdag 2025

Op Prinsjesdag 2025 zijn het Belastingplan voor 2026 en overige wijzigingen bekend gemaakt. Hieronder treft u een selectie van de voornaamste punten voor de vastgoedpraktijk, aangevuld met wijzigingen waartoe al voorafgaand aan Prinsjesdag is besloten.

Voorgestelde wijzigingen op Prinsjesdag

Verlenging tijdelijk overgangsrecht fondsen voor gemene rekening
Met ingang van 1 januari 2025 is de definitie van het fonds voor gemene rekening (fgr) voor de vennootschapsbelasting gewijzigd, waardoor onder meer ook samenwerkingsverbanden – zoals een commanditaire vennootschap die belegt in vastgoed – vennootschapsbelastingplichtig (niet langer fiscaal transparant) zouden kunnen worden als niet voor eind 2025 de zogenaamde “inkoopvariant” is opgenomen in de fonds(vervreemdings)voorwaarden (bijvoorbeeld in de overeenkomst van commanditaire vennootschap). Het kabinet geeft aan dat deze definitie – op zijn vroegst per 1 januari 2027 – mogelijk weer zal worden gewijzigd, aangezien er een aantal knelpunten kleven aan de nieuwe definitie. Het kabinet stelt in dit kader voor om een overgangsmaatregel in te voeren waarmee de fondsen die vanaf 1 januari 2025 worden aangemerkt als fgr ervoor kunnen kiezen om de fiscaal (transparante) behandeling zoals die gold tot en met 31 december 2024 voort te zetten totdat de mogelijke nieuwe definitie in werking treedt (het uitgangspunt is dat de overgangsmaatregel uiterlijk geldt tot 1 januari 2028).

Voorwaarde voor toepassing van het nieuwe overgangsrecht is dat door het fonds vóór 28 februari 2026 wordt gekozen voor toepassing van het overgangsrecht en dat de participanten uiterlijk op 28 februari 2026 – schriftelijk – instemmen met deze keuze. Het fonds maakt zijn keuze om geen gebruik te maken van het overgangsrecht kenbaar door zich als fgr aan te melden bij de Belastingdienst en dus als fgr/lichaam aangifte vennootschapsbelasting te doen over 2025.

Ook fondsen die niet voldoen aan de vereisten van het eerder geldende/gepubliceerde overgangsrecht (i.e. voornemen de fondsvoorwaarden aan te passen met een zogenoemde inkoopvariant) kunnen kiezen om het voorgestelde overgangsrecht toe te passen. Dit is bijvoorbeeld het geval als zij weliswaar vóór 1 januari 2025 wel hun voornemen kenbaar hebben gemaakt om hun fondsvoorwaarden aan te passen, maar zij de voorwaarden m.b.t. vervreemding (de inkoopvariant) voor hun bewijzen van deelgerechtigdheid niet vóór 1 januari 2026 hebben aangepast. In dergelijke gevallen wordt aangenomen dat de participanten bekend zijn met de fiscale transparantie van het fonds en hoeven zij geen nadere actie te ondernemen om kenbaar te maken dat zij instemmen met de keuze van het fonds. Het overgangsrecht refereert – met name – aan de vennootschapsbelastingplicht, onze verwachting is dat het overgangsrecht ook doorgetrokken kan worden naar bijvoorbeeld de dividendbelasting.

Actiepunt: Als uiterlijk eind 2024 het voornemen tot invoering van de inkoopvariant in kalenderjaar 2025 is vastgelegd maar het fonds deze variant nog niet daadwerkelijk heeft geïmplementeerd en in 2025 niet zal implementeren kan de fiscale transparantie ook zonder deze implementatie in ieder geval voor de jaren 2025 en 2026 (en 2027) worden behouden. Indien eind 2024 niet is besloten tot de opname van een inkoopvariant in de fondsvoorwaarden dan kan voor 2025 en 2026 (en 2027) de fiscale transparantie behouden blijven indien de participanten in het fonds uiterlijk op 28 februari 2026 instemmen met de toepassing van het (voorgestelde) overgangsrecht/het behoudt van de fiscale transparantie.

Wijziging lucratief belangregeling in box 2
Het kabinet beoogt voordelen uit indirect (via een holding) gehouden lucratieve belangen van met name “private equity” managers (maar ook bijvoorbeeld assetmanagers en/of initiatiefnemers die recht hebben op een “extra winstaandeel”) zwaarder te belasten. Onder de huidige wetgeving worden voordelen uit indirect gehouden lucratieve belangen slechts belast in box 2 (aanmerkelijk belangtarief) als deze in hetzelfde belastingjaar voor ten minste 95% worden doorbetaald als dividend naar de aandeelhouder/natuurlijk persoon; deze voordelen worden alsdan niet (ook) in box 1 (progressieve tarief inkomstenbelasting) betrokken als voordeel uit lucratief belang. Het kabinet stelt voor om aan te sluiten bij het tarief in box 3 en vanaf 1 januari 2026 voordelen uit indirect gehouden lucratieve belangen via een grondslag verbredende multiplier te belasten tegen een tarief van effectief maximaal 36% (tot en met 31 december 2025 geldt voor box 2 een tarief van 24,5% over de eerste € 67.804 en 31% over het meerdere). De reden voor de verhoging van het box 2-tarief voor lucratieve belangen is dat deze meer een beloning voor arbeid zouden vormen dan een vergoeding voor inleg van kapitaal. Bij een dergelijke benadering zou het naar onze mening wel zo consequent zijn geweest om in de overwegingen mee te nemen dat een lucratief belang (in tegenstelling tot andere beloningen voor arbeid) doorgaans niet tot aftrekbare kosten leidt bij de partij waarvoor de arbeid wordt verricht.

Actiepunt: Voorkom waar mogelijk dat een lucratief belang ontstaat en probeer voordelen uit lucratief belang nog gedurende 2025 in de heffing te betrekken door voordelen te realiseren en uit te keren voor 1 januari 2026 (er geldt geen eerbiedigende werking voor waarde aangroei in de periode tot de wetswijziging bij realisatie daarna).

Verlaging heffingsvrij vermogen en verhoging forfaitair rendement overige bezittingen box 3
Het kabinet stelt voor om het heffingsvrije vermogen in box 3 per 1 januari 2026 te verlagen naar € 51.396 (in 2025 is dit nog € 57.684). Daarnaast wordt voorgesteld om het forfaitaire rendementspercentage voor overige bezittingen in box 3 te verhogen naar 7,78% (in 2025 is dit nog 5,88%).

Actiepunt: Overweeg nog in 2025 (dus voor de eerstvolgende peildatum 1 januari 2026) of er gunstigere manieren zijn om overige bezittingen te houden (bijvoorbeeld in/overhevelen naar box 2).

Uitsluiten leegwaarderatio bij niet-marktconform handelende gelieerde partijen
Woningen worden in box 3 van de inkomstenbelasting en in de schenk- en erfbelasting in beginsel gewaardeerd op de WOZ-waarde. Indien woningen worden verhuurd of verpacht, wordt de WOZ-waarde onder omstandigheden verlaagd door toepassing van de leegwaarderatio. Het kabinet stelt voor om de leegwaarderatio niet langer van toepassing te laten zijn op woningen die worden verhuurd of verpacht aan een gelieerde partij tegen een niet-marktconforme prijs. Met de wijziging wordt in dergelijke gevallen (mede) bewerkstelligd dat niet langer een beroep kan worden gedaan op jurisprudentie van de Hoge Raad op grond waarvan verhuurde woningen kunnen worden gewaardeerd op de waarde in het economische verkeer indien deze waarde 10% lager is dan de WOZ-waarde gecorrigeerd met de leegwaarderatio. Die jurisprudentie wordt voor overige gevallen in de wet opgenomen, zodat op basis van de wet reeds een beroep kan worden gedaan op een waardering in het economische verkeer die 10% of lager dan de WOZ-waarde gecorrigeerd met de leegwaarderatio.

Obligaties met aangegroeide rente in box 3
In de literatuur is opgemerkt dat belastingheffing onder omstandigheden kan worden voorkomen door in het kader van het werkelijk rendement in box 3 (de tegenbewijsregeling) vorderingen/obligaties met aangegroeide rente aan te schaffen, welke rente valt onder de vrijstelling voor zogenoemde kortlopende termijnen en zodoende niet wordt meegenomen in de waardering voor box 3 per 1 januari. Daardoor ontstaat er ten opzichte van het aankoopbedrag een verlies in box 3, waarmee dan naar believen het werkelijke rendement in box 3 kan worden verlaagd. Het kabinet beoogt dit ongewenste gevolg te verhelpen. Met ingang van 1 januari 2026 is met terugwerkende kracht tot 25 augustus 2025, 16:00 uur, slechts nog de aangegroeide rente op banktegoeden/-deposito’s vrijgesteld. Obligaties, vorderingen en vergelijkbare effecten worden in dit kader gewaardeerd op de waarde in het economische verkeer (dus inclusief aangegroeide rente). Voor bezittingen en schulden die al voor 25 augustus 2025, 16:00 uur, tot het box 3-vermogen zijn gaan behoren, blijven de oorspronkelijke regels van toepassing.

Reeds eerder vastgestelde wijzigingen per 1 januari 2026

Investeringsdiensten in de btw
Vanaf 1 januari 2026 wordt de btw-herzieningsregeling uitgebreid naar investeringsdiensten met betrekking tot onroerende zaken, die bijvoorbeeld zien op renovatie-, vervangings-, onderhouds- en herstelwerkzaamheden. Dit betekent dat de btw op deze diensten gedurende (maximaal) vijf jaar wordt gevolgd, vergelijkbaar met de regeling voor roerende investeringsgoederen. Er geldt een drempelbedrag van € 30.000, waardoor kleinere diensten niet onder deze regeling vallen. Met deze wijziging wordt beoogd om zogenaamde “short stay” verhuur situaties (zie ook hierna) minder aantrekkelijk te maken. Het gaat dan bijvoorbeeld om kantoren die worden verbouwd tot woningen zonder dat die verbouwing leidt tot nieuw vastgoed voor de btw. Op grond van de huidige wetgeving is btw-belaste gemeubileerde “short stay” verhuur gedurende enkel het jaar van ingebruikname voldoende om definitieve btw-aftrek te realiseren. Dat gaat dus vanaf 1 januari 2026 veranderen.

Actiepunt: Probeer verbouwingen tot/van woningen die niet leiden tot nieuwbouw voor de btw die u in eerste instantie “short stay” wenst te verhuren nog in 2025 af te ronden en in 2025, tot jaareinde, btw belast “short stay” te verhuren.

Afschaffing verlaagd btw-tarief voor logies
Vanaf 1 januari 2026 wordt het verlaagde btw-tarief van 9% voor logies afgeschaft en geldt het reguliere tarief van 21%. Dit geldt niet alleen voor hotels en pensions, maar bijvoorbeeld ook bij kortdurende verhuur van gemeubileerde kamers en woningen (“short stay“), volledig ingerichte tenten en mobilhomes, gemeubileerde woningen aan een short-stay-organisatie die de woning doorverhuurt en accommodaties voor bijvoorbeeld asielzoekers of dak- en thuislozen. Voor kamperen blijft het verlaagde btw-tarief van 9% gelden.

Let op: Het btw-tarief op het moment van de prestatie is van toepassing. Als bijvoorbeeld nog dit jaar betalingen worden ontvangen voor overnachtingen die pas in 2026 zullen plaatsvinden, is hierover nu al 21% btw verschuldigd. Ook bij boekingen die worden verplaatst van een datum in 2025 naar een datum na 31 december 2025 is (alsnog) 21% btw verschuldigd. Actiepunt: Breng bij overnachtingen die plaatsvinden na 31 december 2025 21% btw in rekening.

Tarief overdrachtsbelasting voor niet-eigen woningen
Het kabinet streeft naar een uitbreiding van het aanbod aan huurwoningen, zodat meer mensen toegang krijgen tot betaalbare huisvesting. In dit kader wordt het reguliere tarief van de overdrachtsbelasting voor de aankoop van woningen per 1 januari 2026 verlaagd van 10,4% naar 8%. Voor woningen die door de koper voor langere tijd als hoofdverblijf worden gebruikt, blijft het verlaagde tarief van 2% of de startersvrijstelling gelden.

Actiepunt: Stel zo mogelijk verkrijgingen van woningen, niet zijn zijnde de eigen woning, uit tot na 31 december 2025. Aandachtspunt bij een dergelijk uitstel is onder meer dat overdrachtsbelasting verschuldigd is over de waarde van de woningen danwel de hogere tegenprestatie. Bij een waardestijging gedurende het uitstel van de levering kan dus de basis waarover overdrachtsbelasting wordt geheven toenemen.

Voordeel wegens eigen gebruik onroerende zaken box 3
De Hoge Raad heeft beslist dat de Belastingdienst het werkelijke rendement in box 3 moet belasten wanneer dit lager is dan het op basis van de Wet IB 2001 vastgestelde fictieve rendement. De wetgever heeft met de inmiddels in werking getreden Wet tegenbewijsregeling box 3 aangegeven op welke wijze belastingplichtigen hun werkelijke rendement in box 3 kunnen berekenen. Onderdeel van het werkelijke rendement is volgens de Hoge Raad ook het voordeel wegens eigen gebruik van (gedeelten) van onroerende zaken. Dit voordeel is volgens de Hoge Raad echter niet te kwantificeren en wordt daarom (tot en met 31 december 2025) niet belast. Vanaf 1 januari 2026 zullen voordelen uit het voor eigen gebruik ter beschikking staan van (gedeelten van) onroerende zaken echter wel worden meegerekend bij de bepaling van het werkelijke rendement als bedoeld in de Wet tegenbewijsregeling box 3. De waarde van het voor eigen beschikking staan wordt in dit kader (middels een op 1 januari in werking te treden wetsbepaling) gesteld op de economische huurwaarde per jaar, gedeeld door het aantal dagen dat de onroerende zaak de gehele dag voor eigen gebruik ter beschikking staat. Voor de economische huurwaarde kan worden aangesloten bij 5,06% van de WOZ-waarde.

Let op: Niet relevant is of de onroerende zaak daadwerkelijk voor eigen gebruik wordt aangewend. Voldoende is dat de onroerende zaak voor eigen gebruik ter beschikking staat (bijvoorbeeld bij leegstand). Hiervan is geen sprake als de onroerende zaak wordt verhuurd of verpacht, in aanbouw is of onbruikbaar is door een brand of een verbouwing.

Actiepunt: Voorkom zoveel als mogelijk dat box 3-vastgoed na 31 december 2025 voor eigen gebruik ter beschikking staat door leegstand, terwijl overigens het ter beschikking staan niet wordt beperkt (o.g.v. contractuele afspraken). Te betwijfelen valt overigens of belastingheffing op basis van deze regeling een rechterlijke toets zal doorstaan. Overweeg daarom bezwaar aan te tekenen tegen aanslagen waarin het werkelijke rendement (mede) bestaat uit het voor eigen gebruik ter beschikking staan (bij leegstand) van een onroerende zaak.

Behoefte aan nader advies?

Aarzel niet en neem contact met ons op!

René Maat

ram@rechtstaete.nl

+31 20 573 03 84

Ton Oostenrijk

ajo@rechtstaete.nl

+31 20 573 03 83

De Cuserstraat 93

1081 CN Amsterdam

 

Postbus 75638

1070 AP Amsterdam

T +31 20 573 03 60

 

info@rechtstaete.nl

www.rechtstaete.nl

 

Luc van Dijk

lvd@rechtstaete.nl

+31 20 573 03 97

Léon Borkes

lbo@rechtstaete.nl

+31 20 573 03 98

Beer van den Broek

bvb@rechtstaete.nl

+31 20 573 03 66

Natasha Konings

nko@rechtstaete.nl

+31 20 573 03 68

Dick van der Pal

dvp@rechtstaete.nl

+31 20 573 03 39

Matthijs Monteban

mmo@rechtstaete.nl

+31 20 573 03 90

Rick Philips

rph@rechtstaete.nl

+31 20 573 03 69 

 

 

 

 

Anticiperen is een kunst

Wat goed is, komt snel. Een aantal weken geleden presenteerde het Kabinet haar fiscale plannen. Het was immers ….. lees verder: 202410256 Column PNL AJO Anticiperen is een kunst

Prinsjesdag 2024

Prinsjesdag 2024

Op Prinsjesdag 2024 zijn het Belastingplan voor 2025 en overige wijzigingen bekend gemaakt. Hieronder treft u een selectie van de voornaamste punten voor de vastgoedpraktijk aangevuld met wijzigingen waartoe al voorafgaand aan Prinsjesdag is besloten.

Voorgestelde wijzigingen Prinsjesdag per 1 januari 2025

Renteaftrekbeperking

Op Prinsjesdag 2024 werd een wetsvoorstel gepresenteerd om de zogenaamde earningsstrippingmaatregel in de vennootschapsbelasting aan te passen vanaf 1 januari 2025. Deze maatregel beperkt de renteaftrek voor vennootschappen, waarbij rentelasten slechts aftrekbaar zijn tot (i) 20% van de fiscale EBITDA (hierna: ‘gecorrigeerde winst’) of (ii) € 1 miljoen. Het voorstel verhoogt de drempel van 20% naar 25% van de gecorrigeerde winst. Hiermee beoogt het kabinet het Nederlandse vestigingsklimaat te verbeteren.

Daarnaast zal de renteaftrekbeperking voor vastgoedlichamen worden verscherpt. Bij verhuurd vastgoed wordt volgens het kabinet de renteaftrek geoptimaliseerd door rentesaldi over meerdere vennootschappen te spreiden. Hierdoor blijft men onder de grenzen van de earnings-strippingmaatregel (€ 1.000.000 of 25% van de gecorrigeerde winst). Om dit te voorkomen, kunnen vennootschappen waarvan de bezittingen gedurende tenminste zes maanden binnen het desbetreffende boekjaar hoofdzakelijk (meer dan 70%) bestaan uit vastgoed dat direct of indirect ter beschikking wordt gesteld aan niet-verbonden derden voortaan geen gebruik meer maken van de € 1.000.000 grens. Deze vennootschappen hebben dus alleen nog maar aftrek tot 25% van de gecorrigeerde winst. Het ter beschikking stellen van onroerende zaken wordt niet geacht plaats te vinden bij normale zakelijke exploitatie in de dienstensector met kortstondig gebruik en zonder verdere relatie tussen eigenaar en gebruiker, zoals bij hotels, cafés, restaurants, tennishallen, bowlingbanen en squashbanen.

Buitenlands vastgoed, deelnemingen en vorderingen op verbonden rechtspersonen en natuurlijke personen tellen niet mee voor de vraag of de bezittingen voor 70% of meer bestaan uit vastgoed dat direct of indirect ter beschikking wordt gesteld aan niet-verbonden derden.

Actiepunt: Het is raadzaam de huidige structurering van uw vastgoedactiviteiten te beoordelen, aangezien de spreiding van deze activiteiten over meerdere vennootschappen geen rentevoordeel meer oplevert. Daarnaast kan de samenvoeging van vastgoedportefeuilles er in bepaalde gevallen mogelijk toe leiden dat niet langer wordt voldaan aan het 70%-criterium. Althans bekeken zou kunnen worden wat de effecten zijn als onverhuurd vastgoed in ontwikkeling wordt gemengd met verhuurd vastgoed. Enerzijds is dan de gecorrigeerde winst lager anderzijds kan dan wellicht voor het verhuurde vastgoed wel gebruik gemaakt worden van de € 1.000.000 grens.

Samenloop kwijtscheldingswinstvrijstelling en verliesverrekening

Door de beperking van de verliesverrekening sinds 2022 moeten bedrijven met meer dan € 1 miljoen aan verrekenbare verliezen en een belastbare winst (inclusief kwijtscheldingswinst) van meer dan € 1 miljoen altijd vennootschapsbelasting betalen. Dit bemoeilijkt het sluiten van akkoorden met schuldeisers. Om dit probleem aan te pakken, wordt voorgesteld de kwijtscheldingswinstvrijstelling aan te passen. Bedrijven met meer dan € 1 miljoen aan verrekenbare verliezen kunnen voortaan hun kwijtscheldingswinst volledig vrijstellen voor zover deze meer bedraagt dan de overige verliezen in het jaar.

Actiepunt: Stel een eventuele kwijtschelding van schulden indien mogelijk uit tot na 31 december 2024.

Aanpassing liquidatieverliesregeling

De liquidatieverliesregeling bepaalt of een verlies bij de liquidatie van een dochtermaatschappij aftrekbaar is voor de vennootschapsbelasting. Er wordt voorgesteld om deze regeling op twee punten te wijzigen:

  1. Rekening houden met latere opwaarderingen: Bij het berekenen van het liquidatieverlies worden latere opwaarderingen van vorderingen op dochtermaatschappijen meegenomen.
  2. Beperking omzetting verkoopverliezen: Niet-aftrekbare verkoopverliezen op indirect gehouden dochtermaatschappijen kunnen niet langer worden omgezet in aftrekbare liquidatieverliezen op direct gehouden dochtermaatschappijen.

Inhoudingsvrijstelling dividendbelasting

Voorgesteld wordt om de optionele inhoudingsvrijstelling voor dividenden verplicht te maken. Hierdoor hoeft er geen dividendbelasting meer te worden ingehouden en afgedragen, wat betekent dat de aandeelhouder geen liquiditeits- of rentenadeel meer ondervindt. Aandeelhouders zouden hiertegen echter wel bezwaar kunnen aantekenen.

Inkoopfaciliteit dividendbelasting

De dividendbelasting biedt een vrijstelling voor de inkoop van eigen aandelen door beursgenoteerde bedrijven, waardoor dividendbelasting onder voorwaarden kan worden vermeden. De vrijstelling geldt echter niet voor beursgenoteerde bedrijven die zich voornamelijk bezighouden met beleggen. Deze Inkoopfaciliteit zou oorspronkelijk per 1 januari 2025 worden afgeschaft, maar in het Belastingplan 2025 is besloten deze regeling te behouden.

Beperking giftenaftrek

Vanaf 1 januari 2025 wordt de giftenaftrek in de vennootschapsbelasting afgeschaft. Bedrijven kunnen giften aan goede doelen dan niet langer van hun winst aftrekken. Sponsoring en Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen blijven wel aftrekbaar als zakelijke kosten.

Actiepunt: bekijk of het gunstig is om als vennootschap voorgenomen giften nog dit jaar te doen.

Faciliteiten zusterfusie

Vereenvoudigde rechtstreekse zusterfusies, waarbij één aandeelhouder alle aandelen bezit van de fuserende vennootschappen, zullen voortaan kwalificeren voor fiscale doorschuiffaciliteiten. Dit voorkomt fiscale belemmeringen voor aanmerkelijkbelanghouders bij dergelijke fusies en verankert de bestaande goedkeuring in de wet. Voor indirecte zusterfusies blijft de regeling ongewijzigd vanwege minder behoefte in de praktijk en de grotere complexiteit. Een indirecte zusterfusie verwijst naar een fusie tussen zustermaatschappijen waarbij de aandelen van deze vennootschappen niet direct, maar via een tussenholding worden gehouden door dezelfde aandeelhouder(s).

Voorgestelde wijzigingen Prinsjesdag per 1 januari 2026

Kortdurende verhuurconstructies in de btw

Vanaf 1 januari 2026 wordt de btw-herzieningsregeling uitgebreid naar investeringsdiensten met betrekking tot onroerende zaken, die bijvoorbeeld zien op renovatie-, vervangings-, onderhouds- en herstelwerkzaamheden. Dit betekent dat de btw op deze diensten gedurende (maximaal) vijf jaar wordt gevolgd, vergelijkbaar met de regeling voor roerende investeringsgoederen. Er geldt een drempelbedrag van € 30.000, waardoor kleinere diensten niet onder deze regeling vallen. Met deze wijziging wordt beoogd om zogenaamde “short stay” verhuur situaties minder aantrekkelijk te maken. Het gaat dan bijvoorbeeld om kantoren die worden verbouwd tot woningen zonder dat die verbouwing leidt tot nieuw vastgoed voor de BTW. Op grond van de huidige wetgeving is BTW belaste gemeubileerde “short stay” verhuur gedurende enkel het jaar van ingebruikname voldoende om definitieve BTW aftrek te realiseren. Dat gaat dus vanaf 1 januari 2026 veranderen.

Actiepunt: Probeer verbouwingen tot/van woningen die niet leiden tot nieuwbouw voor de BTW die u in eerste instantie “short stay” wenst te verhuren nog in 2025 af te ronden en in hetzelfde jaar BTW belast “short stay” te verhuren.

Tarief overdrachtsbelasting voor niet eigen woningen 

Het kabinet streeft naar een uitbreiding van het aanbod aan huurwoningen, zodat meer mensen toegang krijgen tot betaalbare huisvesting. In dit kader wordt voorgesteld het reguliere tarief van de overdrachtsbelasting voor de aankoop van woningen per 1 januari 2026 (dus niet 1 januari 2025) te verlagen van 10,4% naar 8%. Voor woningen die door de koper voor langere tijd als hoofdverblijf worden gebruikt, blijft het verlaagde tarief van 2% of de startersvrijstelling gelden.

Actiepunt: Stel zo mogelijk verkrijgingen van woningen, niet zijn zijnde de eigen woning, uit tot na 31 december 2025. Aandachtspunt bij een dergelijk uitstel is onder meer dat overdrachtsbelasting verschuldigd is over de waarde van de woningen danwel de hogere tegenprestatie. Bij een waardestijging gedurende het uitstel van de levering kan dus de basis waarover overdrachtsbelasting wordt geheven toenemen.

Afschaffing verlaagd btw-tarief voor bepaalde diensten

Vanaf 1 januari 2026 wordt het verlaagde btw-tarief van 9% voor logies en bepaalde culturele goederen en diensten verhoogd naar 21%. Dit geldt onder andere voor hotels, pensions, boeken, sport, musea en muziek- en toneelvoorstellingen. Kamperen, attractieparken, speel- en siertuinen, circussen, dierentuinen en bioscopen zijn uitgezonderd van deze verhoging.

Let op: Het btw-tarief op het moment van de prestatie is van toepassing. Als bijvoorbeeld een theatervoorstelling in 2026 plaatsvindt maar in 2025 is betaald, is 21% btw verschuldigd. Als een abonnement bijvoorbeeld op een deel van 2025 en 2026 beslaat, zal voor het deel van 2026 een hoger btw-tarief van toepassing zijn.

Overige wijzigingen

Tarieven vennootschapsbelasting

Het vennootschapsbelastingtarief blijft in 2025 op het maximale niveau van 25,8%. Daarnaast blijft het verlaagde tarief van 19% voor fiscale winsten tot € 200.000 ook in 2025 van kracht.

Verlaging toptarief box 2

Per 1 januari 2024 is in box 2 een progressief tarief ingevoerd waarbij een tarief van 24,5% geldt voor een box 2-inkomen tot € 67.000, en een tarief van 33% voor het meerdere. Voor het belastingjaar 2025 zal het hoge tarief worden verlaagd naar 31%.

Box 3

Het belastingtarief in box 3 blijft 36% over het fictief behaalde rendement.

Een nieuw groepsbegrip in de Wet bronbelasting

Sinds 1 januari 2021 heft Nederland een bronbelasting op rente- en royaltybetalingen aan gelieerde bedrijven in laagbelastende landen of bij kunstmatige constructies om belasting te vermijden. Vanaf 1 januari 2024 vallen ook dividendbetalingen onder deze regels, met een tarief van 25,8%. Een bedrijf wordt als gelieerd beschouwd als het meer dan 50% van de stemrechten heeft in een ander bedrijf.

In 2025 wordt een nieuwe definitie van ‘kwalificerende eenheid’ ingevoerd voor de bronbelasting. Deze ziet op groepen bedrijven die gezamenlijk handelen om belasting te ontwijken. De bewijslast hiervoor ligt bij de belastinginspecteur.

Voorkoming dubbeltelling excessief lenen

Sinds 2023 mogen directeur-grootaandeelhouders (dga’s) niet meer dan € 500.000 (2024) (in 2023: € 700.000) lenen van hun eigen vennootschap zonder fiscale consequenties. Een onbedoeld effect van deze maatregel was dat er dubbeltellingen ontstonden bij leningen in samenwerkingsverbanden zoals vennootschappen onder firma (vof’s) en commanditaire vennootschappen (cv’s). Deze dubbeltellingen worden met terugwerkende kracht per
1 januari 2023 gecorrigeerd. Bovendien wordt voorkomen dat schulden voor meer dan de nominale waarde worden meegenomen. Overigens zijn er geluiden dat de regeling met betrekking tot excessief lenen niet door de Europese beugel zou kunnen. Indien de regeling tot heffing leidt kan het daardoor verstandig zijn om bezwaar aan te tekenen tegen de aanslag waarin deze heffing is begrepen.

Actiepunt: Maak bezwaar tegen een aanslag waarin een heffing op grond van de excessief lenen regeling is begrepen.

Bedrijfsopvolgingssregeling (BOR) en doorschuifregeling aanmerkelijk belang (DSR)

Als ondernemingsvermogen (of aandelen in een vennootschap met ondernemingsvermogen) wordt overgedragen door schenking of vererving, kan dat tot heffing van schenk- of erfbelasting en inkomstenbelasting leiden. Om te voorkomen dat de continuïteit van een onderneming hierdoor in gevaar komt, kan er gebruik worden gemaakt van bedrijfsopvolgingsfaciliteiten.

Vanaf 2025 zullen er diverse wijzigingen worden doorgevoerd in de BOR en de DSR:

  1. Verlaging van het BOR-vrijstellingspercentage.
  2. Afschaffing van de dienstbetrekkingseis in de DSR.
  3. Invoering van een minimumleeftijd van 21 jaar voor zowel de BOR als de DSR.
  4. Afschaffing van de 5%-doelmatigheidsmarge.
  5. Striktere kwalificatie van ondernemingsvermogen.

Vanaf 2026 treden de volgende aanpassingen in werking:

  1. Beperking van de BOR en DSR tot gewone aandelen met een minimumaandeel van 5%.
  2. Versoepeling van de bezitseis.
  3. Verkorting van de voortzettingseis.
  4. Aanpak van oneigenlijk gebruik, zoals ‘rollatorinvesteringen’.
  5. Aanpak van dubbel-BOR-constructies.

Deze wijzigingen hebben naar verwachting weinig impact voor degenen investeren in vastgoed. Op basis van jurisprudentie en wetsficties kunnen zij veelal geen gebruik maken van de BOR en de DSR. Bij projectontwikkeling is de kans op toepassing van de BOR en de DSR groter.

Wijzigingen aangekondigd/besloten voorafgaand aan Prinsjesdag

Samenloopvrijstelling aandelentransacties

Bij de aankoop van bouwterreinen en nieuwbouwvastgoed is onder bepaalde voorwaarden een vrijstelling van overdrachtsbelasting van toepassing om dubbele heffing met btw te voorkomen. In 2011 heeft de Hoge Raad bepaald dat deze vrijstelling ook geldt bij de aankoop van aandelen in onroerendezaakrechtspersonen met dergelijk vastgoed.

Met ingang van 1 januari 2025 vervalt deze vrijstelling echter voor de aankoop van aandelen in onroerendezaakrechtspersonen die meer dan 10% vrijgestelde btw-prestaties verrichten. Vanaf die datum (met uitzondering van situatie waarbij met succes een beroep is/wordt gedaan op overgangsrecht) geldt bij dergelijke aankopen een verlaagd overdrachtsbelastingtarief van 4% die wordt berekend over de werkelijke waarde van het vastgoed.

Actiepunt: Probeer indien mogelijk een levering van aandelen van vennootschappen met als bezittingen bouwterreinen, nieuwbouw in aanbouw en gerealiseerde nieuwbouw (in dat geval is vrijstelling mede afhankelijk van verstreken periode sinds ingebruikname/start verhuur) nog dit jaar te realiseren indien er (gedeeltelijk) BTW vrijgesteld gebruik wordt verwacht.

Open CV – FGR

Vanaf 1 januari 2025 is de open commanditaire vennootschap (‘Open CV’) niet langer zelfstandig belastingplichtig voor de vennootschapsbelasting. Een fonds voor gemene rekening (‘FGR’) is alleen nog belastingplichtig als het een beleggingsfonds of een fonds voor collectieve belegging in effecten betreft, zoals gedefinieerd in de Wet op het financieel toezicht. Bovendien moeten de bewijzen van deelgerechtigdheid verhandelbaar zijn. Als gevolg van het besloten worden van commanditaire vennootschappen en FGR kan er vennootschaps-, dividend- en inkomstenbelasting verschuldigd zijn. Er is echter overgangsrecht dat deze heffingen kan voorkomen, daartoe is echter in het algemeen wel actie in 2024 vereist.

Actiepunt: Neem contact op met uw belastingadviseur om vast te stellen of er in 2024 nog geherstructureerd moet worden om met succes een beroep te kunnen doen op het overgangsrecht.

Fiscale beleggingsinstelling (FBI’s)

Vanaf 1 januari 2025 mogen FBI’s echter niet langer direct investeren in Nederlands vastgoed, volgens de in 2023 aangenomen wet. In de aanbiedingsbrief bij het Belastingplan 2025 is aangekondigd dat er nog aanpassingen volgen om een lek te dichten en om het begrip “vastgoed” te verduidelijken. De exacte wijzigingen zijn momenteel nog niet bekend. Na 1 januari 2025 worden vennootschappen die nu nog het 0%-tarief van een fiscale beleggingsinstelling kunnen toepassen belast tegen de reguliere vennootschapsbelastingtarieven. Om deze consequentie te vermijden is er overgangsrecht geformuleerd die een herstructurering in 2024 vereist.

Actiepunt: Neem contact op met uw belastingadviseur om vast te stellen of er in 2024 nog geherstructureerd moet worden om met succes een beroep te kunnen doen op het overgangsrecht.

Nog te verwachten wijzigingen

Splitsingsvrijstelling

Een belangrijke maatregel voor de praktijk, die niet is opgenomen in het Belastingplan 2025 maar naar verwachting per 1 januari 2025 in werking zal treden, betreft een aanpassing van de splitsingsvrijstelling in de overdrachtsbelasting. Vanaf die datum zullen strengere eisen gaan gelden bij de overdracht van vastgoed via een splitsing van vennootschappen. Voor de zogenoemde “ruziesplitsingen” zal er echter een versoepeling worden doorgevoerd. De definitieve voorwaarden worden naar verwachting in de komende maanden gepubliceerd.

Behoefte aan nader advies?

Aarzel niet en neem contact met ons op!

 

René Maat

ram@rechtstaete.nl

+31 20 573 03 84

Ton Oostenrijk

ajo@rechtstaete.nl

+31 20 573 03 83

De Cuserstraat 93

1081 CN Amsterdam

 

Postbus 75638

1070 AP Amsterdam

T +31 20 573 03 60

 

info@rechtstaete.nl

www.rechtstaete.nl

 

Luc van Dijk

lvd@rechtstaete.nl

+31 20 573 03 97

Léon Borkes

lbo@rechtstaete.nl

+31 20 573 03 98

Beer van den Broek

bvb@rechtstaete.nl

+31 20 573 03 66

Natasha Konings

nko@rechtstaete.nl

+31 20 573 03 68

Dick van der Pal

dvp@rechtstaete.nl

+31 20 573 03 39

Matthijs Monteban

mmo@rechtstaete.nl

+31 20 573 03 90

Rick Philips

rph@rechtstaete.nl

+31 20 573 03 69 

 

 

 

 

Enige fiscale bespiegelingen rondom Prinsjesdag

Prinsjesdag heeft voor de vastgoedbelegger wederom weinig goeds opgeleverd. Veel van de voorstellen ….. lees verder: Enige fiscale bespiegelingen rondom prinsjesdag AmsterdamseVGW 10-23 RAM

Wat zijn de vastgoedgevolgen van Prinsjesdag?

Dick van der Pal en Ton Oostenrijk hebben voor PropertyNL een selectie gemaakt van de voornaamste voorstellen uit het Belastingplan voor 2024….. lees verder: Wat zijn de vastgoedgevolgen van Prinsjesdag

Prinsjesdag 2023

Op Prinsjesdag 2023 zijn het Belastingplan voor 2024 en aanvullende wetsvoorstellen gepresenteerd. Hieronder treft u een selectie van de voornaamste punten voor de vastgoedpraktijk aan. Lees verder Prinsjesdag nieuwsbrief 2023

Prinsjesdag 2022

Op Prinsjesdag 2022 zijn het Belastingplan voor 2023 en aanvullende wetsvoorstellen gepresenteerd. Hieronder treft u een selectie …… lees verder Prinsjesdag 2022 nieuwsbrief

De derde dinsdag van september

Ik schrijf deze column direct na het weekend dat Max Verstappen tot plezier …lees verder: https://vgvisie.nl/wp-content/uploads/2021/09/14sep_Column-reneMAAT_2021-cor.pdf

Prinsjesdag 2021

Op Prinsjesdag 2021 zijn het Belastingplan voor 2022 en aanvullende wetsvoorstellen gepresenteerd. Hierna hebben wij een selectie uit dit plan …..lees verder: Prinsjesdag 2021 nieuwsbrief

Prinsjesdag 2020 en overige fiscale actualiteiten

Op Prinsjesdag 2020 zijn de belastingplannen voor 2021 en latere jaren gepresenteerd. Het pakket Belastingplan 2021 is daartoe op…… lees verder Prinsjesdag 2020